Geachte opponent, uw tijd dringt.
Zag ik u bij de diagonaal?
Proost met mij, op m’n nieuwe ik,
In mijn eigen taal.
In het leerlingenkabinet
Begon ik willens en wetens,
Rolde de Erlenmeyer door het warme bad.
Mijn eerste polyesterketens.
Geachte opponent, zag ik u
Tussen de uitwerkplek en de binnenring niet,
In het lab almaar terugkerend
Op mijn schreden in het schemergebied.
Ik experimenteerde op het fundament
Met precies de juiste trillingsgraad,
Om de laserstraal niet af te leiden.
Aphrodesiac zocht ik dichtbij, ver uitzicht over straat.
Gebouwd op oud, door twee pleinen omzoomd,
Wit, vrijgesteld om door te reizen,
De brede trappen van schoon hout en beton,
Transparant de gang, bedekt met posters der wijzen.
Daar ontdekte ik mezelf,
Ondervond ik grote eer,
Geachte opponent, proost met mij,
Een maagd ben ik niet meer.