O Teseo, mijn geliefde. Fatale man.
Op de hoogste rots zit ik,
zeker je vertrek te zien,
voorgoed naar ik voorvoel
in mijn trotse ziel.
Mijn stem is niet opgewassen
tegen de golven. Die jij trotseert.
De vijand versla jij, met je inborst!
In gevaar naderen wij elkaar.
Een draad spon ik - je reddingsboei -
samen met jou, eensgezind,
tot naar ik dacht een hechte band.
Nu vaar je weg, in de holte
van het houten schip van Argos.
Je hebt het hart mij te verlaten.
Onmenselijk ben jij.
Een liefde zonder weerga
laat jij varen.
Was ik maar jouw prooi.
Mijn hart slaat ontembaar
voor jou - die me kwelt
in dit ogenblik -
zwaar keer op keer.
Wat voor godin ben ik?