vrijdag 23 december 2011

The nature of nano

At  nanoscale, things are made valid,
not comparable to on earth.
No human language can clearly state
what it is all about.

A single, free electron
does not ever follow a logical path.
A molecule, randomly stacked

has had its quality formed once and for all.
Conductivity, without resistance,
performs without a tight wire.
As a grabbing arm, the microscope
scripts atoms measured in carats.
In the thumb-wide lab with an oven,
substances are sent through a chip.
A light signal bounces like a golden tiara,
and crowns the journey.

Mesa+ Institute routinely publishes

about small things at a global scale.
The new maxim in Twente echoes:
Nano is not so, but is just so!

donderdag 8 december 2011

Gedichten bundel

Abrahams droom
(High tech, human touch)

Een onderdeel van het hart
dat voelbare warmte
beweegt, of soms een fantoom
de ruimte laat.


Een contactlens breidt uit
onzichtbaar als kunstmatige
intelligentie - een fiets
voor het brein.

Iedere dag de versmelting
met techniek van een hogere
orde, intussen gewend aan
verandering, sneller iedere dag.

Het verlangen naar weer nieuw
leven, verkregen door
meervoudige menselijke
aanraking, is ouder nu.

Abraham lacht niet langer,
hij droomt zonder gêne
in de tegenwoordige tijd
van de daadkracht der dingen.

Dat hij het ene mes
van hogerhand zal heffen,
het vlees niet snijdt,
water doet vloeien,
de rots wel splijt.


De belofte
Jong schijnt het talent.
De grootmoeder vult bij de bron
de emmers voor het groene loof,
de ouder de beurs voor een verre stage.

Beloofde kennis achter de lichtlijn van
de vertrouwde horizon.
De beenroeier, de broer met sterke vrije handen,
werpt het net – repetitie van generaties –
in kalme golven.

Minder land om te groeien,
het water onvoorspelbaar.
Zij, het talent, licht op, schetst,
hoogtelijnen en puntenwolken,
haar geboortegrond. Harde valuta retour,
meer monden om te voeden.


Lente
Witruimtes, de blanco zijden,
onze breedband dromen
zonder heldere ontvanger;
over een boodschap te zwijgen.

Luisterend tot ver onder het ruisniveau,
hoor ik op de volle maan
geen woorden maar signaaltonen,
die ik met zekerheid kan onderscheiden,
als de aarde spreekt.

Liefst breide ik
een groot rood hart voor jou,
of vrijde iets
ontegenzegbaars.



De eerste campusdecaan

Ik geloofde in
een maakbare micromaatschappij.
De woonprof laat zijn lamp
branden in de avond
om zijn zonen te ontvangen;
een echtpaar dat samen afstudeert –
de wetenschap slaapt nooit
in een tijd van seks in wording.

Teveel jongens per hectare
dweepten met de Vietcong en Che Guevara;
bewogen zich tussen de regels
in hink-stap-sprong,
spraken mee over het campusgroen
rond de Blomboerderij.

Altijd was er iemand tegen
waar ik tegen kon zijn,
streefde zo hoog mogelijk naar
iets ongekends.

De cultuur hier kent mijn prijs,
fluctueert sneller in zijn uitingsvorm.
De inhoud is een rups op een tafelblad,
volgens dezelfde groepssnelheid.

Kleinzonen, lees de tijdgeest
als ik met mijn vrouw
op de fiets stap richting stad
voor een cappuccino in de kroeg
en een gesprek
met een oude student:
hij spreekt kleurrijk over een tijd,
een leven.

Vrijhof
En plein public
hoor, zie hoe ik
het opgespannen doek laat lichten
nu de liturgie is verstomd
het engagement bewaard
tot nader orde.

Terwijl ik voor het oog studeer,
laat ik aan het water
mijn jonge huid en sterke taal gelden;
een zonnestreek valt
op mijn mooiste borsten
onder de hoge bomen.

In de Vrijhof schept men
iets van waarheid
’s avonds, als de redactie
beloftes en valse getuigen weegt.
De wereldkampioen laat zijn stoel schieten
voor een handjevol bezoekers.

Neem daar met de rolstoel de chicane;
voor iedereen plaatsingsruimte
die het leven leidt met twee treden
in één vloeiende beweging.

Carré

Geachte opponent, uw tijd dringt.
Zag ik u bij de diagonaal?
Proost met mij, op m’n nieuwe ik,
in mijn eigen taal.

In het leerlingenkabinet
begon ik willens en wetens,
rolde de Erlenmeyer door het warme bad;
mijn eerste polyesterketens.

Geachte opponent, zag ik u
tussen de uitwerkplek en de binnenring niet
in het lab terugkerend
op mijn schreden, in het schemergebied?

Ik experimenteerde op het fundament
met precies de juiste trillingsgraad,
om de laserstraal niet af te leiden;
aphrodesiacum dichtbij, ver uitzicht over straat.

Gebouwd op oud door twee pleinen
omzoomd, wit, vrijgesteld om door te reizen;
de brede trappen van schoon hout en beton,
transparant de gang, bedekt met posters der wijzen.

Daar ontdekte ik mijzelf,
kreeg grote eer
geachte opponent, proost met mij.
Een maagd ben ik niet meer.




Ravelijn
Speak up, and listen
See who’s coming unto you,
Take a look at the ceiling,
Watch the light come shining through.

Een lichte index van breking
Als van flinterdun glas,
Laat het vooroordeel verdwijnen,
Dichterbij de zon, als ware het was.

High tech rust niet maar altijd,
Of zweeft in de cleanroom van één hoge geest.
Ontmoet onbaatzuchtig, laat je inval delen,
Verander steeds.



De aard van nano

Op nanoschaal, daar tellen
geen wetten van op aard.
Geen mensentaal zegt helder
waar het echt op staat.

Een enkel, ongeleid elektron
volgt lang geen logisch pad.
Een molecuul, lukraak gestapeld,
heeft zijn eigenschap gehad.

Geleiding zonder weerstand
treedt daar op zonder draad.
Een microscoop als grijparm
schrijft atomen met karaat.

Op een duimbreed lab met oven
stuurt men stoffen door een chip.
Een lichtsignaal springt over,
als bekroning van de trip.

Mesa publiceert geregeld,
onmeunig klein op mondiaal niveau.
Een nieuwe spreuk in Twents betegeld:
Nano is niet zo, maar zó!



Halfzon

De uitgerekte wolk omhooggebogen,
gekrulde helix van lichtend engelhaar
door een donk’re sluier opgezogen.

De halfzon is maar een enkeling
gewaar in het koude noorden.
Geen weet heeft de platte planeet
van verheven woorden voor wat niet weet.

Het ijlende kind met donkere krullen;
de kwade kiem ongewis toegedekt
met zachte handen. Een hoop
aardekruimels los uitgestrooid om
de duivelse vloek te verbannen.

Hij zag de halfzon niet opgewekt;
toegeknepen in het binnenst zicht,
een eigen licht. 



De Negende

Paukenslag
in pastorale swing
één extra nog,
quasi onverwacht.

Het beeld uiteen
vloeit weer samen
in replay tot
het niet meer mag.

Roffelstreek,
verbeten groot gebaar;
een laveloze droom,
vreugde tegen beter weten.

Je zult ze, domme,
zingen in de hoogste
regionen tot een verlossend
Bravo!




Contra de vreugde
Wie cultuur de das om doet
verstrikt zich in z'n eigen val,
wie op kunst bezuinigt
die raakt op een dag in ondertal.
Wie zo angstig is voor verbeelding
ziet z'n eigen monster niet.
Eens dan gaat hij door verveling
onder tot groot zelfverdriet.


---
Promised miracle,
saw the blue eye of the earth
in innoversum.

dinsdag 22 november 2011

Ariadne

O Teseo, mijn geliefde. Fatale man.
Op de hoogste rots zit ik,
zeker je vertrek te zien,
voorgoed naar ik voorvoel
in mijn trotse ziel.

Mijn stem is niet opgewassen
tegen de golven. Die jij trotseert.
De vijand versla jij, met je inborst!
In gevaar naderen wij elkaar.

Een draad spon ik - je reddingsboei -
samen met jou, eensgezind,
tot naar ik dacht een hechte band.
Nu vaar je weg, in de holte
van het houten schip van Argos.

Je hebt het hart mij te verlaten.
Onmenselijk ben jij.
Een liefde zonder weerga
laat jij varen.


Was ik maar jouw prooi.
Mijn hart slaat ontembaar
voor jou - die me kwelt
in dit ogenblik -
zwaar keer op keer.
Wat voor godin ben ik?

dinsdag 18 oktober 2011

Belofte

Jong schijnt het talent.
De grootmoeder vult bij de bron
de emmers voor het groene loof,
de ouder de beurs voor een verre stage.

Beloofde kennis achter de lichtlijn van
de vertrouwde horizon.
De beenroeier, de broer met sterke vrije handen,
werpt het net – repetitie van generaties –
in kalme golven.

Minder land om te groeien,
het water onvoorspelbaar.
Zij, het talent, licht op, schetst,
hoogtelijnen en puntenwolken,
haar geboortegrond. Harde valuta retour,
meer monden om te voeden.



Promise

Young talent shines.
The grandmother fills at the watering well
Buckets for the green crops,
the parent, the wallet for a faraway stay.

Promise of knowledge behind the line of light
on a familiar horizon.
The leg rower, the strong brother with free hands,
casts the fishing net.
Repetition of generations
in calm waves of water.

Less land to cultivate,
the waters impulsive.
She, the talent, gives light, draws,
height lines, point clouds,
her homeland. Hard currency retours,
more mouths to be fed.



vrijdag 2 september 2011

Abrahams droom


Een onderdeel van het hart
dat voelbare warmte
beweegt, of soms een fantoom
de ruimte laat.

Een contactlens breidt uit
onzichtbaar als kunstmatige
intelligentie - een fiets
voor het brein.

Iedere dag de versmelting
met techniek van een hogere
orde, intussen gewend aan
verandering, sneller iedere dag.

Het verlangen naar weer nieuw
leven, verkregen door
meervoudige menselijke
aanraking, is ouder nu.

Abraham lacht niet langer,
hij droomt zonder gêne
in de tegenwoordige tijd
van de daadkracht der dingen.

Dat hij het ene mes
van hogerhand zal heffen,
het vlees niet snijdt,
water doet vloeien,
de rots wel splijt.

woensdag 20 juli 2011

De negende

Paukenslag
in pastorale swing
één extra nog,
quasi onverwacht.

Het beeld stuift uiteen
vloeit weer samen
in replay tot
het niet meer mag.

Roffelstreek,
verbeten groot gebaar,
de laveloze droom,
vreugde tegen beter weten.

Je zult ze, domme,
zingen in de hoogste
regionen tot een verlossend
Bravo!

maandag 11 juli 2011

Contra de vreugde

Wie cultuur de das om doet
verstrikt zich in z'n eigen val,
wie op kunst bezuinigt
die raakt op een dag in ondertal.
Wie zo angstig is voor verbeelding
ziet z'n eigen monster niet.
Eens dan gaat hij door verveling
onder tot groot zelfverdriet.

vrijdag 27 mei 2011

dinsdag 17 mei 2011

Campusdecaan


Ja, ik geloofde in
Een maakbare micromaatschappij,
Waar de woonprof
Zijn lamp liet branden in de avond
Om zijn zonen te ontvangen,
Het echtpaar dat samen afstudeert,
Opdat de wetenschap nooit slaapt
In een tijd van seks in wording.

Teveel jongens per hectare
Dweepten met de Vietcong en Che Guevara,
Bewogen zich tussen de regels,
In hink-stap-sprong,
Spraken mee over het campusgroen
Rond de Blomboerderij.
Daar was vanzelf wel
Iemand weer op tegen.
Tenminste was ik controversieel,
Streefde zo hoog mogelijk
Iets ongekends na.

De cultuur hier kent mijn prijs.
Fluctueert sneller in zijn uitingsvorm.
De inhoud beweegt als een rups
Op een tafelblad,
Volgens dezelfde groepssnelheid.

Kleinzonen, lees dan nu
de tijdgeest maar
Als ik met mijn vrouw
Op de fiets stap naar de stad
Daar wat drink in de kroeg 
Er een gesprek voer
Met een vroeger student
- Goed terechtgekomen -
Die mij aanschiet,
En kleurrijk spreekt
Van de tijd van zijn leven.

woensdag 20 april 2011

Vrijhof


En plein public
Hoor, zie hoe ik
Op de bellen sla
Het opgespannen doek laat lichten
Het stiltecentrum binnenga
Nu de liturgie is verstomd,
Het engagement bewaard
Tot nader orde.

Vroeg al flaneren
Terwijl ik voor het oog studeer,
Maar zeker aan het water
Mijn jonge huid en sterke taal laat gelden.
Net een zonnestreek valt
Door de hoge bomen
Op mijn mooiste borsten.

In de Vrijhof
Jaagt men iets van waarheid
Na in avondlijke sessies,
Waar de redactie onder deadlines
Beloftes en valse getuigen weegt,
De wereldkampioen zijn stoel laat schieten,
Voor een handjevol bezoekers.

Neem daar met de rolstoel de chicane,
Voor iedereen plaatsingsruimte,
Die het leven leidt met twee treden
In één vloeiende beweging.

zondag 20 maart 2011

Lente

Witruimtes, de blanco zijden
waarop onze breedband dromen
draaien, zonder heldere ontvanger.
Over een boodschap maar te zwijgen.

Luisterend tot ver onder het ruisniveau,
hoor ik op de volle maan
geen woorden maar signaaltonen,
die ik met zekerheid kan onderscheiden,
als de aarde spreekt.

Liefst breide ik
een groot rood hart voor jou,
of vrijde iets
ontegenzegbaars.

zondag 13 maart 2011

Alle gedichten tot nog toe

De aard van nano


Op nanoschaal, daar tellen
geen wetten van op aard.
Geen mensentaal zegt helder
waar het echt op staat.

Een enkel, ongeleid elektron
volgt lang geen logisch pad.
Een molecuul, lukraak gestapeld,
heeft zijn eigenschap gehad.

Geleiding zonder weerstand
treedt daar op zonder draad.
Een microscoop als grijparm
schrijft atomen met karaat.

Op een duimbreed lab met oven
stuurt men stoffen door een chip.
Een lichtsignaal springt over,
als bekroning van de trip.

Mesa publiceert geregeld,
onmeunig klein op mondiaal niveau,
Een nieuwe spreuk in Twents betegeld:
Nano is niet zo, maar zó!


Ravelijn

Speak up, and listen
See who’s coming unto you,
Take a look at the ceiling,
Watch the light come shining through.

Een lichte index van breking
Als van flinterdun glas,
Laat het vooroordeel verdwijnen,
Dichterbij de zon, als ware het was.

High tech rust niet maar altijd,
Of zweeft in de cleanroom van één hoge geest.
Ontmoet onbaatzuchtig, laat je inval delen,
Verander steeds.


Halfzon

De uitgerekte wolk, omhooggebogen,
gekrulde helix van lichtend engelhaar
door een donk’re sluier opgezogen.

De halfzon
is maar een enkeling gewaar
in het koude noorden
van deze platte planeet
waar geen verheven woorden zijn
voor wat niet weet.

Het ijlende kind met donkere krullen.
De kwade kiem ongewis maar toegedekt,
met zachte handen
een hoop aardekruimels los uitgestrooid
om de duivelse vloek
te verbannen.

Zag hij de halfzon,
nog niet opgewekt,
toegeknepen dan ,
in het binnenst zicht,
een eigen licht. 


Carré

Geachte opponent, uw tijd dringt.
Zag ik u bij de diagonaal?
Proost met mij, op m’n nieuwe ik,
In mijn eigen taal.

In het leerlingenkabinet
Begon ik willens en wetens,
Rolde de Erlenmeyer door het warme bad.
Mijn eerste polyesterketens.

Geachte opponent, zag ik u
Tussen de uitwerkplek en de binnenring niet,
In het lab almaar terugkerend
Op mijn schreden in het schemergebied?

Ik experimenteerde op het fundament
Met precies de juiste trillingsgraad,
Om de laserstraal niet af te leiden.
Aphrodesiac zocht ik dichtbij, ver uitzicht over straat.

Gebouwd op oud, door twee pleinen omzoomd,
Wit, vrijgesteld om door te reizen,
De brede trappen van schoon hout en beton,
Transparant de gang, bedekt met posters der wijzen.

Daar ontdekte ik mezelf,
Ondervond ik grote eer,
Geachte opponent, proost met mij,
Een maagd ben ik niet meer.

woensdag 23 februari 2011

Carré

Geachte opponent, uw tijd dringt.
Zag ik u bij de diagonaal?
Proost met mij, op m’n nieuwe ik,
In mijn eigen taal.

In het leerlingenkabinet
Begon ik willens en wetens,
Rolde de Erlenmeyer door het warme bad.
Mijn eerste polyesterketens.

Geachte opponent, zag ik u
Tussen de uitwerkplek en de binnenring niet,
In het lab almaar terugkerend
Op mijn schreden in het schemergebied.

Ik experimenteerde op het fundament
Met precies de juiste trillingsgraad,
Om de laserstraal niet af te leiden.
Aphrodesiac zocht ik dichtbij, ver uitzicht over straat.

Gebouwd op oud, door twee pleinen omzoomd,
Wit, vrijgesteld om door te reizen,
De brede trappen van schoon hout en beton,
Transparant de gang, bedekt met posters der wijzen.

Daar ontdekte ik mezelf,
Ondervond ik grote eer,
Geachte opponent, proost met mij,
Een maagd ben ik niet meer.

dinsdag 15 februari 2011

Campusdichter 2011

Egbert van Hattem is de eerste Campusdichter van de Universiteit Twente
Egbert van Hattem, coördinator van de Wetenschapswinkel op de Universiteit Twente is sinds maandagavond 24 januari de eerste Campusdichter van de Universiteit Twente!

Uit vijf inzendingen werd zijn tweetalige gedicht ‘Ravelijn’ door de jury uitgekozen als het winnende gedicht. Nummer twee en drie waren respectievelijk Leila Nahidi Azar en Beer Sijpesteijn.
De publieksprijs ging naar Leila Nahidi Azar.

Het benoemen van een eerste Campusdichter werd georganiseerd in het kader van het lustrum van de Universiteit Twente.

De jury bestond uit literair scout Jasper Henderson, eindredacteur UT-Nieuws Menno van Duuren en dichter Catherine Ann Lombard en stond onder voorzitterschap van rector magnificus Ed Brinksma.