Een walkind was ze,
hoog postgevat kamde ze
keer op keer het gulden haar
langs haar gehavende rug
vol ongeduld van de rots
zich los te zingen - een vlies
klonk haar nog vast – orakelde
ze zevenvoudige echo’s
sinister ijl, ratelvlug volleerd
repeteerden haar natuurtonen
over de Rijn, de grijze Rijn,
duizenden twinkelingen
beschenen haar veulenbenen
gevoileerd, tot een bries adem
blies in een eerste ader
haar voet in de mist
schrikkerig water voorproefde,
met dat de schipper het wist.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten